Athene is voor velen een woestenij van steen, een stad waar teveel mensen op een klein oppervlak wonen. Een metropool die wordt geteisterd door uitlaatgassen, milieuverontreiniging en zware smog. Het aantal parken is, in vergelijking met andere Europese hoofdsteden, gering.
In het verhaal Mijn grootmoeder Athene schreef Kostas Tachtsis eind jaren ’70 al over de hel die Athene – naar men toen zei – zou worden: “Er zijn er die beweren dat Athene al een hel is. Zij klagen over het onophoudelijke geratel van de drilboren en het geraas van de betonmolens, over de voortdurend opengebroken trottoirs, over het stof dat de dorheid van het boomloze Atheense landschap nóg onverdraaglijker maakt, over de kwalijke gewoonte van huisvrouwen hun vloerkleden over het balkon uit te kloppen, over de steengroeve die als een kanker de Ymittosheuvel wegvreet, over het vreemde feit dat zij die de bossen platbranden om er bouwpercelen van te maken ongestraft blijven, over het onduldbare verkeersprobleem en de bekeuringen die ze krijgen voor het fout parkeren voor hun huis, en over nog zo veel meer. De oorspronkelijke Atheners gaan tekeer tegen die uit de provincie, die zich als sprinkhanen op de stad hebben gestort, en met z’n allen gaan zij tekeer tegen de toeristen, nog een veel ergere plaag.”
“Er zijn er die beweren dat Athene al een hel is.”
Als ik in Athene ben, geniet ik juist van de levendigheid en de veelzijdigheid van deze miljoenenstad. Ik vermaak me iedere dag die ik er doorbreng, en iedere dag is anders. Ik raak niet uitgekeken. Toch had ik tijdens mij laatste bezoek na een aantal dagen behoefte aan een rustige plek en vooral ook aan natuur om me heen. Vanuit het restaurant op het dak van mijn hotel aan de oostzijde van de Acropolis, keek ik op een ochtend tijdens het ontbijt uit over de Ymittos.
Deze berg ten oosten van de stad kende ik in eigenlijk alleen uit verhalen uit de krant. Negatieve verhalen. Ik herinner me artikelen over de alles verwoestende bosbranden. Alleen al in de zomer van 2008 werden 100 hectare bos op de Ymittos verwoest. De branden worden vaak in verband gebracht met de bouwwoede van de Athener. De stad schijnt steeds verder op te rukken ten koste van de natuur hier. Ook las ik ooit dat de Ymmitos dagelijks wordt opgezadeld met een enorme hoeveelheid vuilnis: de hellingen herbergen acht – legale! – vuilnisbelten. Kortom: ik had niet echt een optimistisch beeld van deze berg.
Desondanks raakte ik op deze ochtend gefascineerd door de aanblik van de groene hellingen. Na het ontbijt besloot ik dan ook naar de Ymittos te lopen. Ik had geen zin om met een bus naar de rand van de stad te gaan, en daar pas de berg te beklimmen. Nieuwsgierig naar die wijken van de stad die ik nog niet kende, liep ik vanuit het hotel via de Leoforos Olgas langs het oude Olympisch stadion door de wijken Kessariani en Zografou. De weg steeg in feite continue, en toch verliep de wandeling sneller dan ik dacht. Na ongeveer anderhalf uur liep ik al onder de Attiki Odos (de snelweg rond de stad) door en was ik de laatste huizen gepasseerd.
Ik had er tijdens mijn tocht rekening mee gehouden dat ik bij een vuilnisbelt zou belanden, voor een groot industrieterrein zou komen te staan, me in een krottenwijk van zigeuners zou bevinden of de ringweg überhaupt niet zou kunnen oversteken. Met alle mogelijke varianten had ik rekening gehouden, mezelf beschermend tegen de teleurstellingen die horen bij dit soort initiatieven.
Maar dat ik binnen vijf minuten na het passeren van de laatste huizen tussen bomen, bloemen en fluitende vogels zou staan, had ik eerlijk gezegd niet verwacht.
Een wandelpad kronkelde tussen de olijfbomen en cipressen.
Het kon niet mooier. Een wandelpad kronkelde tussen de olijfbomen en cipressen, de zon kwam tussen de wolken door, een bordje wees me de weg naar het klooster Kessariani. En… er was geen mens. Anderhalf uur lopen vanuit de voet van de Acropolis, in een stad waar ongeveer 5 miljoen mensen wonen, en ik was beland op een dergelijke plek. In feite was er niets veranderd sinds de dichter Kostis Palamas eind 19e eeuw schreef: “Hier is hemel alom en aldoor schijnt de zon, honinggeur van de Hymettos zweeft overal, uit marmer groeien onvergankelijke lelies”.
Het klooster van Kessariani
Niet alleen de natuur en de stilte op de Ymittos in Athene verrasten mij. Ook het klooster Kessariani dat op de westelijke flanken van de berg, bleek een bijzonderheid. Het complex ligt op een hoogte van 350 meter, te midden van pijnbomen, cipressen en olijfbomen. De stilte was onwerkelijk, vooral omdat ik een dik half uur daarvoor nog aan de rand van de stad tussen de bebouwing liep, tussen de geluiden van bouwwerkzaamheden en het geclaxoneer van auto’s. Hier hoorde je niets, behalve het gezoem van bijen en het gekwetter van vogels. Er was niemand te zien, afgezien van het meisje bij de ingang dat mij een toegangskaartje verkocht.
Ze droeg een ouderwets mantelpak van een dikke wollen stof.
Het klooster, dat uit de 11e eeuw dateert, was klaarblijkelijk niet lang geleden gerenoveerd. De verschillende gebouwen rond de binnenplaats, en ook de fresco’s aan de binnenzijde van de kerk, zagen er prachtig uit.
Terwijl ik op een muurtje zat, het geheel bekeek en me probeerde voor te stellen wat zich hier op deze binnenplaats in al die voorbije eeuwen had afgespeeld, kwam een oudere dame vriendelijk glimlachend naast me ziten. Ze zei niets, ik ook niet. Ze droeg een ouderwets mantelpak van een dikke wollen stof, een enorme zwarte zonnebril en haar haar was in een perfecte wrong opgestoken. Na vijf minuten in stilte naast elkaar te hebben gezeten, bood ik haar in het Grieks een van mijn meegebrachte muffins aan. “Oh”, zei ze, “je bent Grieks! Ik dacht dat je een buitenlandse was, en ik spreek geen andere talen.” Ik legde uit dat ik weliswaar een ‘xeni’ ben, maar ook een beetje Grieks spreek. De stilte was meteen verleden tijd.
Katherina woonde in de aangrenzende wijk met dezelfde naam als dit klooster, Kessariani. Ze kwam hier ongeveer een keer per week, liet zich met een taxi hier afzetten en weer afhalen. Een uurtje ongeveer, dat was de afspraak. “Mijn hoogtepunt van de week”, zei ze en keek me daarbij bijna verontschuldigend aan.
Ze woonde al haar leven in dit deel van de stad. “Dus ik heb veel gezien, dat kun je je voorstellen”. In 1920 woonden daar 10 mensen, zo vertelde ze. Kessariani lag toen nog buiten de stad. Na de grote volksverhuizing van Grieken uit Klein-Azië, begin jaren ’20, streken vele vluchtelingen hier neer. Ook haar ouders. De familie woonde in de begintijd in tenten. Pas later werden er houten barakken en stenen huisjes voor de vluchtelingen gebouwd. Inmiddels heeft Kessarini scholen, pleinen, restaurants, winkels en wonen er 35.000 mensen. Maar daar was heel wat aan vooraf gegaan. De armoede in de eerste jaren, de Tweede Wereld-oorlog, de burgeroorlog, de junta. “Poli diskola”, het waren moeilijke tijden. Vooral de periode van de Tweede Wereldoorlog was zwaar. Kessariani was een broeinest van verzet. Dramatisch hoogtepunt was de dag 16 juni 1944, toen werden 10 mannen uit de wijk door de Duitsers doodgeschoten. “Ik kan het me nog herinneren”, zei Katharina, “ik was vijftien”. Snel rekende ik uit dat ze dan nu bijna 90 jaar moest zijn.
Ik volgde het stenen pad de heuvel op.
Bij het afscheid gaf ze me nog een tip: “Je moet daarboven nog even gaan kijken. Bij de Analipsi-kapel. Daar ben ik te oud voor, om nog naar boven te klimmen. Maar ik hoef ook niet meer voor de vruchtbaarheid te bidden, dat scheelt”. Daarbij gaf ze me een knipoog. Ik volgde het stenen pad de heuvel op. Binnen tien minuten stond ik voor een soort grot die tussen de bomen was gebouwd. Een wat knullig gemetseld bouwsel, te lang geleden wit geschilderd, met een groot stuk zeil erboven om de regen buiten te houden. Desondanks was het een van de meest prachtige kapellen die ik ooit zag. De grot hing en stond tjokvol met ikonen, in alle soorten en maten. Ikonen van hout, aluminium, papier, karton, sommige ingelijst, met glas ervoor, andere niet, en daardoor sterk verkleurd, kris kras door elkaar heen.
Teruglopend naar het klooster, hoopte ik Katharina nog aan te treffen. Zij kon me vast meer vertellen over deze eigenaardige kapel. Maar ze was alweer verdwenen. Het uurtje, haar hoogtepunt van de week, was klaarblijkelijk weer voorbij.