Zelfvoorzienend kluizenaarsoord, chique sociëteit en bijzonder café
Het café ligt op een terrasvormige helling. Aan de achterkant ligt de steile wand en het groene bos van de Pietersberg. Aan de voorkant is het uitzicht uniek: beneden in de diepte zie ik de Maas, die hier een paar honderd meter verderop Nederland binnen stroomt. Links in de verte ligt de stad Maastricht, en aan de rechterkant kijk ik uit over groene velden en de dorpen Gronsveld en Rijckholt. Achter die groene velden zijn de beboste heuvels van Zuid-Limburg te zien en in de verte, hoog op de hellingen, de miniscule kerktorens van de dorpjes Cadier en Keer, Eckelrade en Sint Geertruid.
Het is vrijdagochtend en ik ben in alle vroegte vanuit de Maastrichtse wijk Biesland via het Jekerdal de Pietersberg opgelopen. Eenmaal daarboven sta je aan de rand van de ENCI-groeve. Een aantal jaren geleden was die groeve – waar sinds 1921 mergel wordt gewonnen – nog een onooglijke krater met een veel lawaai makende fabriek. Sinds 2018 is de mergelwinning stopgezet en de afgelopen tijd is de krater door de inspanningen van de gemeente Maastricht, de ENCI en Natuurmonumenten weer enigszins onderdeel geworden van dit mooie gebied. Men probeert de natuurlijke begroeiing terug te laten komen en heeft een wandelpad dwars door de groeve aangelegd. Ik ben zelf niet zo enthousiast over het resultaat; de spectaculaire stalen trap van maar liefst 108 treden en het ‘hangend balkon’ boven de groeve ogen allesbehalve natuurlijk. En de zwemvijver op de bodem van de groeve werd twee jaar geleden in de zomer zo druk bezocht en er werd zoveel afval achtergelaten, dat de gemeente besloot die voorziening weer op te heffen. Toch lijkt de schijn van natuurlijke omgeving voor sommigen wel te werken; in ieder geval voor de oehoe’s – de grootste uilen ter wereld – -die hier al een paar jaar in de wanden van de groeve hun nesten hebben.
Het grand-café doet denken aan een Weense salon, met hoge plafonds en houten lambriseringen.
Na het ronden van de ENCI-groeve via het wandelpad dat langs de rand loopt, ben ik aan oostzijde van de groeve terecht gekomen, en daar ben ik door het bos afgedaald naar dit café, Casino Slavante. Het is pas half 9, de deuren van de uitspanning zijn nog gesloten en het terras is nog leeg. Het is niet alleen de prachtige ligging en het grandioze uitzicht wat deze plek bijzonder maakt. Het gebouw dateert uit 1846. Ik kijk door de ramen naar binnen. Het grand-café doet denken aan een Weense salon, met hoge plafonds en houten lambriseringen. Er is een kleine mezzanine, een grote houten bar met een spiegelwand, grote glazen kroonluchters, houten deurlijsten met vergulde ornamenten, ramen met schelpmotieven en talloze andere art-deco elementen.
Gelukkig, het café is amper veranderd sinds ik hier voor het laatst was, zo’n twintig jaar geleden. In mijn studententijd kwam ik hier vaak. In die jaren sprak deze plek me aan vanwege de ligging, ver weg van het drukke centrum, en de sfeer van vergane glorie.
De geschiedenis van Casino Slavante gaat nog veel verder terug. In de Middeleeuwen, rond 1450, vestigde zich hier op deze plaats een groep kluizenaars. Op de trapsgewijze hellingen verbouwden ze groenten en fruit. De grondeigenaar, Van Lichtenberg, schijnt hun aanwezigheid te hebben getolereerd, was misschien blij dat het terrein werd ontwikkeld. Eind 15e eeuw zorgde de bisschop van Luik er zelfs voor dat er op de helling een klooster met kerk voor hen werd gebouwd. In 1796 kwam er een einde aan hun idyllisch bestaan op deze prachtige plek; de Fransen bezetten het gebied en confisqueerden alle kloosters en kerken. Restanten van die mooie jaren zijn gelukkig nog zichtbaar: de Sint-Antoniuskapel dateert uit 1681 en ook twee witgepleisterde kloosterrestanten stammen uit de 17e eeuw.
In de 19e eeuw kwam de gegoede burgerij hier met een stoomboot of met paard en wagen.
Begin 19e eeuw werd de plek voor het eerst een herberg. De Fransen verkochten Slavante in 1797 namelijk aan ene Jean Charles Dassier, wiens zus er na zijn overlijden in 1804 een herberg begon. In 1827 ging het complex over op een andere familie, de bierbrouwer Peter Gilis Claessens, die de horeca-onderneming verder uitbouwde.
De naam ‘Casino’ kreeg Slavante in 1829. De Maastrichtse sociëteiten hadden in die periode behoeft aan een ‘casino’, een gebouw voor officieren waar in besloten kring feesten werden gehouden. Alleen leden uit de gegoede kringen waren welkom, toegelaten na een strenge ballotage. In 1843 werd het pand gekocht door de leden van de Grote Sociëteit in Maastricht. Zij besloten een nieuw pand te laten bouwen en dat werd in 1846 geopend. Dit is het gebouw zoals we het nu nog steeds kennen.
Wat gebeurde er in die jaren zoal? De gegoede burgerij kwam hier met een stoomboot of met paard en wagen, de dames – gekleed in hun lange jurken en voorzien van parasolletjes – dronken een kopje thee, de heren in kostuum en bolhoed rookten hier hun pijp, en de mannelijke bedienden waren gekleed in jacquet. Foto’s uit die periode zijn bewaard gebleven en te vinden in het boek ‘Casino Slavante‘ van de Stichting Historische Reeks Maastricht. Men organiseerde concerten, theepartijen, er werd schaak, dam of kaart gespeeld, en er werd gedebatteerd. Buiten was er voor de kinderen een carroussel en een molen, en tussen de bomen waren schommels aangebracht.
Toch kwam ook aan deze glorieuze periode weer een einde. Begin 20e eeuw bleken de kosten voor de Sociëteit niet meer op te brengen en kwam het pand in bezit van de gemeente Maastricht, die meteen besloot het te verhuren aan een kastelein die er op zijn beurt een café kon gaan uitbaten. In de loop van de 20e eeuw zou het door verschillende kasteleins en families worden uitgebaat, en was het een populair bruin café, vooral voor de inwoners van de ernaast gelegen wijk St.Pieter.
Ik had altijd het gevoel dat Casino Slavante er op een zeker moment niet meer zou zijn.
In de jaren ’90 ontdekte ikzelf Casino Slavante. Op een middag stuitte ik per toeval tijdens een wandeling op de uitspanning. Ik dronk koffie op het terras en was verrukt over de ligging, het uitzicht, de sfeer, de oude bijgebouwen en de mergelgrot. Daarna zouden er nog vele bezoekjes volgen. Ik wandelde er naartoe vanuit mijn kamer in het centrum, vrienden van de universiteit vierden hier hun promotiefeest, een enkeling later zijn bruiloft, en vaak kwam ik er ook te paard, vanuit het Belgische dorp Kanne. De uitbater vond het geen probleem als je met bemodderde paardenlaarzen binnenkwam, en de paarden kregen een bak water en een wortel. In die jaren hing er een sfeer die deed denken aan een studentikoos kraakpand. Alles was enigszins krakkemikkig, oogde wat armoedig en de prijzen waren laag. Ik had bij ieder bezoek het gevoel dat Casino Slavante er op een zeker moment niet meer zou zijn, want druk was het nooit.
Dat voorgevoel bleek helaas bewaarheid te worden. In 2001 kwam Casino Slavante opnieuw leeg te staan en de gebouwen verpauperden. Dat was toevallig ook het jaar dat ik zelf uit Maastricht vertrok en in Den Haag ging wonen. Casino Slavante raakte ook bij mij persoonlijk in de vergetelheid. Maar nu, 18 jaar later, ben ik hier opnieuw. Van leegstand en verpaupering is gelukkig maar heel even sprake geweest. In 2002 werd de uitspanning – onder de naam Buitengoed Slavante – weer heropend, nu geëxploiteerd door de eigenaar van rederij Stiphout. De oude wijngaard is nieuw leven ingeblazen en er is in 2008 zelfs een nieuwe serre aangebouwd. Het bestaan van Slavante wordt gewoon weer gecontinueerd.
Voor meer informatie: http://www.slavante.nl
en het boek ‘Casino Slavante‘ van de Stichting Historische Reeks Maastricht, geschreven door Miets Morreau-Magnée.